De poëzie van het Rotterdamsch Leeskabinet
Meer dan tienduizend bundels in verschillende talen, een keur aan poëzietijdschriften. De poëzie gaat ons aan het hart, neemt een belangrijke plaats in binnen de collectie van het Rotterdamsch Leeskabinet. Dat maken we waar door bijzondere uitgaven en actuele titels te verzamelen, maar ook door in onze publieksactiviteiten ruimte te bieden voor deze bijzondere kunstvorm.
Het Leeskabinet en de poëzie zijn soms op bijzondere manier met elkaar verweven. Zo is het maar weinigen bekend dat Annie M.G. Schmidt als volontair voor het Leeskabinet werkte, lees verderop hoe ze daar prachtig sikkeneurig over schrijft. De dichter J.C. Bloem was in de jaren ‘20 vaste bezoeker bij het Leeskabinet aan de Geldersekade. In onze prominente nis met houten kasten, waar ook de poëzie in open opstelling staat, is in de messing plaat een gedicht van Jana Beranová gegraveerd.
Niet vreemd dus, dat voor de vervaardiging van ons voorjaarsgeschenk, in deze expositie te bewonderen, een Rotterdamse dichter, uitgever én vormgever zijn aangezocht.
Geniet van de selectie Rotterdamse poëzie die we hier voor u hebben uitgestald. Wij hopen dat in de noodzakelijke beperking die we ons hierbij moesten opleggen, iets van onze eigen poëzie doorklinkt.
Wat is poëzie?
Literatuurwetenschappers hebben zich eindeloos afgevraagd waarin poëzie zich onderscheidt van bijvoorbeeld proza. De slotsom is steeds dat poëzie niet op een wezenskenmerk is vast te pinnen. Dat is maar goed ook: als datgene wat we op enig moment als poëzie aanduiden tijd en cultuurgebonden blijkt, kan eigenlijk álles poëzie zijn en ontstaat er ruimte voor nieuwe stromingen.
Uiteraard zijn er wel formele kenmerken aan te wijzen: elementen waaraan we doorgaans een gedicht als gedicht herkennen. De meest in het oog springende zijn de typografie, de strofe-indeling, versvoet, enjambement, alliteratie, assonantie, het rijm, extragrammaticaliteiten, parallellie, de keuze van de dichter voor het vormvaste of het vrije vers.
Simon Vestdijk heeft het in De glanzende kiemcel over twee soorten dichters: zij die het muzikale vers beoefenen en degenen waarbij de poëzie draait om de gevoelsuitbarsting. Rutger Kopland onderzoekt in Het mechaniek van de ontroering heel nauwgezet waarom sommige poëzie hem zo raakt en andere juist niet. Ellen Deckwitz nodigt in haar werk uit zelf met taal aan de slag te gaan. Ze beweegt daarmee weg van de opvatting van deze kunstvorm als elitair en ontoegankelijk.
Geen van voornoemde dichters slaagt erin het mysterie van de poëzie te ontrafelen; dat is ook niet hun bedoeling. Het is niet de droge analyse van de theoretici, hoe waardevol ook, die de boventoon voert. Het is de liefde voor de dichtkunst, die hun poëtica met elkaar verbindt.
Annie M.G. Schmidt (1911-1995) was in 1934 zes weken vrijwilligster bij het Rotterdamsch Leeskabinet. In 1938 publiceerde zij dit gedicht over het werk in de leeszaal, met de beroemde beginzin van Willem Kloos:
Rotterdamse klassiekers
Er zijn talloze gedichten geschreven over Rotterdam. Lofzangen en schimpscheuten, die de schoonheid én de banaliteit van de stad bezingen.
Bestaat er Rotterdamse poëzie?
Sinds 1970 is Rotterdam de thuishaven van het Poetry International Festival, wereldwijd een van de belangrijkste ontmoetingsplaatsen voor dichters en poëzieliefhebbers.
Rotterdamse verzen van nu.
Poëzie in bibliofiele uitgaven
Het Leeskabinet verzamelt bibliofiele uitgaven van Rotterdamse schrijvers en/of van Rotterdamse uitgevers en drukkers. Een van de toonaangevende uitgevers was Bébert, waarvan hier enkele bijzonder vormgegeven uitgaven zijn te zien. Maar ook een 'gewone’ uitgever als De Bezige Bij waagde zich in 1973 aan een experiment, getuige de telexrol met gedichten van onder meer Jules Deelder, Hans Wap en Riekus Waskowsky.
Poëzie over het Rotterdamsch Leeskabinet
Voor de 150ste verjaardag van het Rotterdamsch Leeskabinet schreef de Rotterdamse dichter Jana Beranová (1932) dit gedicht (links). Ze refereert aan de collectie Grenzeloos Lezen/Reading without borders, met literatuur uit alle werelddelen in Engelse vertaling. Jana Beranová was stadsdichter in 2009 en 2010.
De schrijver Luc Tournier (pseudoniem van Chris Engels, Rotterdam 1907 – 1980 Willemstad) was in 1948 iets cynischer over het Rotterdamsch Leeskabinet, maar hij is wel hoopvol:
Ontbloesemingen
Op verzoek van het Rotterdamsch Leeskabinet en de Universiteitsbibliotheek schreef Myrte Leffring het gedicht ‘Ontbloesemingen'. Het werd door kunstenaar Gemma Plum geïllustreerd en door Pieter Kers vormgegeven en als boekje uitgegeven. De leden van het Leeskabinet ontvangen het als voorjaarsgeschenk. Naast de reguliere uitgave, is er in kleine oplage een bijzondere editie gemaakt, die genummerd en gesigneerd werd door de makers.