Op een bescheiden stuk grond groeit, bloeit en tiert de museumtuin van De Pont. Een rijke, wilde tuin die als een oase van rust in de stad onzichtbaar vanaf de straat verscholen ligt achter een metershoge bakstenen muur. Alleen toegankelijk via het terras vanuit het museumcafé is het een verborgen toevluchtsoord. Een paradijselijke verblijfsplek voor bezoekers die ongestoord willen reflecteren op de collectie en tentoonstellingen. Maar ook een bijzondere plek voor iedereen die speciaal voor de tuin komt.
'Op een bescheiden stuk grond groeit, bloeit en tiert de museumtuin'
Gevoel van geborgenheid
Terwijl het monumentale museumgebouw voornamelijk weidsheid en openheid ademt, is de museumtuin juist een intieme, besloten plek waar geborgenheid centraal staat. Zodra je de tuin inwandelt, ontdek je een andere, groene wereld. Een plek waar je je terug mag trekken en waar je, net als in het museum, op je eigen tempo kunt ronddwalen. Al snel sta je oog in oog met bekende, inheemse soorten zoals de teunisbloem, de appelboom en de geranium. Om vervolgens tegen onbekende exoten aan te lopen: uitheemse varensoorten bijvoorbeeld en de Japanse wijnbes en Chinese theeplant.
Voortuin
Wie De Pont bezoekt, bespeurt bij de ingang vanzelf de ‘voortuin’, ontworpen door tuinarchitect Sophie Walker als vierseizoenentuin én als eerbetoon aan de museumtuin. De zeldzame planten lijken als een tapijt in elkaar verweven te zijn, terwijl de stenen vijver als het ware omhoogrijst uit het voorplein. De (letterlijke) blikvanger van de watertuin is het werk Sky Mirror, dat kunstenaar Anish Kapoor maakte voor het 25-jarig bestaan van het museum in 2017.
Oost en west
De afwisseling van bekend en onbekend is het werk van Kazumi Makino. Deze van origine Japanse hovenier heeft de tuin sinds 2002 onder zijn hoede en zorgt dat er voor elke inheemse, westerse soort een uitheemse, oosterse pendant in de tuin aanwezig is. Een filosofie die de omsloten tuin, hortus conclusus, een soortenrijkdom geeft die uniek is voor Tilburg en zelfs voor Nederland. Rijk, maar nooit overdadig. Het is alsof de tuin verschillende biotopen herbergt die zich van voor tot achter uitstrekken, klaar om verkend te worden.
'Al snel sta je oog in oog met vertrouwde, inheemse soorten om vervolgens tegen onbekende exoten aan te lopen'
Een tuin in ontwikkeling
Kazumi’s eigenzinnige manier van tuinieren maakt dat de tuin voortdurend in ontwikkeling is. Meegaan met de natuur is namelijk zijn enige plan. Met geduld en toewijding pleegt hij eens per maand onderhoud. Hierbij gaat geen grasspriet of tak verloren. Alles wat hij uit de grond trekt of snoeit, blijft binnen de muren van de tuin. Plantenresten verspreidt hij rondom boomwortels, bijvoorbeeld om de bodem vochtig te houden en te dienen als voeding. Het resultaat voor de bezoeker is een museumtuin die in elk seizoen een ander samenspel van kleuren, geuren en texturen laat zien.
Onkruid bestaat niet
Kazumi volgt altijd zijn gevoel. Zo ziet hij onkruid bijvoorbeeld als een waardevolle toevoeging, niet als een bedreiging. Vaak zaait hij zelfs bewust planten die door sommigen als ongewenst worden beschouwd, zoals teunisbloemen, stokrozen en reuzebalsemien. Van planten met een bijzondere kleur of groeiwijze oogst hij vervolgens de zaden, zodat deze weer opnieuw gezaaid kunnen worden. Zo heeft hij de afgelopen jaren honderden planten geplant.
Nuttige soorten
Tot de planten in de tuin behoren ook heel wat nuttige soorten. Zo groeit er een varen met wortels die verwerkt kunnen worden tot poeder, een veelgebruikt ingrediënt in Japanse desserts. De Spirea (spierstruik) kan worden gebruikt om kleurstof van te maken. Een link met het verleden van het museumgebouw, want dit werd veelvuldig toegepast in de textielindustrie. Naast talloze eetbare planten, bloemen en kruiden, zijn er ook fruitbomen en planten met geneeskrachtige eigenschappen in de tuin te vinden.
Biodiversiteit
Ook de groene schatkamer van De Pont ondervindt de gevolgen van klimaatverandering. Niet verwonderlijk dat Kazumi hier actief op inspeelt, door bijvoorbeeld soorten te zaaien die tijdens droge periodes in staat zijn zichzelf te bedruipen zonder al te veel afhankelijk te zijn van sproeiwater. Ook zijn er talloze bodembedekkers in de tuin te ontdekken die de grond vochtig en luchtig houden. Niet alleen goed voor de planten, maar ook voor dieren en de algehele biodiversiteit.
Een groene historie I
In 1993, een jaar na de opening van het museum, ziet de tuin er nog totaal anders uit: een groot grasveld als leeg doek voor kunstenaars die de plek om beurten vormgeven. Als eerste kunstenaar voor deze ‘zaal zonder dak’ nodigt De Pont Jeroen Doorenweerd uit. Hij deelt de tuin in tweeën. Aan één zijde handhaaft hij het korte gras, terwijl hij de andere zijde inzaait met hoog gras en wilde bloemen. Ook bouwt hij twee uitkijkposten, zodat de tuin tot in de verste hoeken kan worden verkend. Na Doorenweerd krijgt Pjotr Müller in de winter van 1994 twee jaar lang vrij spel in de tuin. Hij creëert een sculptuur van sloophout die uit vijf bouwwerken bestaat. Na hem volgen onder anderen John Körmeling en Rosemarie Trockel.
Een groene historie II
Van 2001 tot 2002 is de tuin het domein van Rudy Luijters. Gefascineerd door museumtuinen gaat hij aan de slag met de natuur: een stukje stadsgrond, een leefgebied voor bomen, planten en bloemen, mossen en grassen, en talloze dieren. Een plek ook waar in een tuinkas groenten voor het museumcafé worden gekweekt en waar hij grassoorten en inheemse planten inzaait. Luijters’ werk vormt de basis voor de tuin die vandaag de dag te bewonderen is.
'Een museumtuin die in elk seizoen een ander samenspel van kleuren, geuren en texturen laat zien'
Kunstwerken
Hoewel de tuin al sinds 2002 niet meer wordt ingericht door kunstenaars, heeft kunst de plek niet helemaal verlaten. Voor het terras ontwierp Guido Geelen een druppelende beeldfontein en in de tuin zelf staat Sculpture or Pavilion? van Dan Graham, dat bijna versmelt met de omringende natuur. Door in dit werk te gaan staan, beleef je de tuin op een nieuwe manier.
Perzische slaapboom
Met blaadjes die lijken op veren en roze, pluimachtige bloemen, is de Perzische slaapboom Albizia een van de mooiste bomen van de museumtuin. Deze van oorsprong tropische soort staat op een beschutte plek en bloeit jaarlijks van juli tot september. De blaadjes vouwen zich open en dicht met het opkomen en ondergaan van de zon. Hieraan ontleent de boom zijn tot de verbeelding sprekende naam.